Gedicht: "De wolken"

De wolken

van Martinus Nijhoff


Ik droeg nog kleine kleeren, en ik lag
Lang–uit met moeder in de warme hei,
De wolken schoven boven ons voorbij
En moeder vroeg wat 'k in de wolken zag.

En ik riep: Scandinavië, en: eenden,
Daar gaat een dame, schapen en een herder –
De wond'ren werden woord en dreven verder,
Maar ‘k zag dat moeder met een glimlach weende.

Toen kwam de tijd dat 'k niet naar boven keek,
 Ofschoon de hemel vol van wolken hing.
Ik greep niet naar de vlucht van 't vreemde ding
Dat met zijn schaduw langs mijn leven streek.

– Nu ligt mijn jongen naast mij in de heide
En wijst me wat hij in de wolken ziet,
 Nu schrei ik zelf, en zie in het verschiet
De verre wolken waarom moeder schreide –

Martinus Nijhoff (1894-1953)


Eerst wil ik het hebben over de vorm.
Dit is een gedicht met 4 strofes, telkens bestaande uit 4 verzen. (kwatrijnen) Dus in totaal bestaat het uit 16 regels. Er is ook een rijmschema.

ABBA-CDDC-EFFE-GHHG

Dit is telkens een omarmende rijm, waarbij het laatste woord van de eerste vers van een strofe rijmt op het laatst woord van de laatste vers van die strofe en de laatste woorden van de tweede en de derde vers rijmen ook.

Er zijn assonanties. Bijvoorbeeld: wolken schoven boven, daar gaat, werden verder, ..
Ook zijn er alliteraties. Bijvoorbeeld: Kleine kleren, wond’ren werden woord, vlucht van ’t vreemde, wolken waarom,..
Soms laat Martinus ook letters uit een woord weg. Dit noemt men een elisie. Voorbeelden hiervan zijn: ‘k , wond’ren en ‘t.

Nu zal ik de inhoud analyseren.
Een eerste semantisch veld is dat van “kind”. (kleine kleeren, moeder, warme hei)
Er is ook een semantisch veld voor “wolken” (schoven, dreven, boven, hemel, vlucht, schaduw, langs strijken, ..)

Het gaat op het eerste zicht over een jongetje dat met zijn moeder naar de wolken gaat kijken. Zijn moeder weent. Dit jongetje groeit op en kijkt niet meer om naar deze wolken. Hij heeft er geen aandacht meer voor. Later wordt deze jongen dan zelf groot en gaat hij met zijn zoon terug naar de wolken kijken en begint hij te wenen.

Nu kunnen we het gedicht nog eens bekijken en dan zien we een metafoor. De wolken die voorbij vliegen zijn natuurlijk niet gewoon wolken. Ze staan metafoor voor de kindertijd. De wolken vliegen voorbij, de kindertijd vliegt voorbij.

Als we het gedicht dan nog eens bekijken met deze informatie dan zien we deze jonge opgroeien.
In de eerste strofe is hij klein (kleine kleeren) en heeft hij bescherming van zijn mama (warme hei).
Hij wordt groter en krijgt veel fantasie. Hij ziet van alles in de wolken. Eenden, landen, dames,...
Dan wordt hij nog groter en komt in de pubertijd. Hij heeft geen interesse meer in de wolken. Hij is zijn onschuld, onbezorgdheid en fantasie kwijt (schaduw). Hij wordt volwassen.
Later heeft hij uiteindelijk zelf een kind. Een onschuldig kindje, zonder zorgen en met veel fantasie. En nu ziet hij wat zijn moeder zag. De schoonheid van die kindertijd. Hij moet net zoals zijn moeder wenen om die verre kindertijd. (De verre wolken)
De kindertijd die vliegt voorbij.



Ik heb voor deze afbeelding gekozen omdat je er de onschuld van het kind in ziet. Het meisje is aan het bellen blazen. Ze heeft geen zorgen aan haar hoofd. Ze houdt van spelen en van fantasie. Dit is waar het gedicht over gaat. Kinderen bezitten die prachtige gaven. Je moet kinderen laten genieten en onbezorgd laten zijn, want bij iedereen breekt er een tijd aan dat dit niet meer gaat (spijtig genoeg). En deze tijd is vaak snel daar. Laat alle kindjes genieten en belletjes blazen, zolang ze het kunnen, want de kindertijd vliegt voorbij. Voor je het weet zijn ze volwassen.

1 opmerking: